Gedragsverandering als motor voor duurzaamheid

Een man met een kistje met eten poseert voor een bestelbus in Rotterdam

Door Susanne Balm

Stadshubs, elektrische voertuigen, milieuzones: de afgelopen jaren zijn tal van oplossingen ontwikkeld om stadsdistributie duurzamer te maken. Maar hoe zorgen we dat organisaties deze mogelijkheden benutten? Hiervoor is kennis van veranderingsprocessen nodig.

Waarom scheidt je buurman zijn plastic, maar je overbuurvrouw niet? Waarom stopt je zus met roken, maar je oom niet? En waarom zet je collega zich regelmatig in voor goede doelen, maar jij slechts af en toe?

Dit komt niet doordat deze personen verschillende mogelijkheden hebben. Iedereen heeft immers de mogelijkheid om een extra afvalzak op te hangen, sigaretten links te laten liggen of een vrijwilligersorganisatie te benaderen. We gedragen ons verschillend omdat we anders invulling geven aan de voorwaarden om deze mogelijkheden te benutten. Bewust of onbewust.

Leren van psychologie

Om stadsdistributie duurzamer te maken, moeten we daarom meer doen dan mensen de mogelijkheid bieden om duurzame keuzes te maken. We moeten gebruik maken van kennis over gedragsverandering. Logistiekexperts, economen en politici kunnen veel leren van de psychologie. De stappen – de voorwaarden – waar individuen aan moeten voldoen om hun gedrag succesvol te veranderen, zijn namelijk ook van toepassing op organisaties.

Veranderen in 6 stappen

In 2000 ontwikkelde M.F.K. Balm een model met zes stappen voor gedragsverandering. We kunnen deze zes stappen als volgt gebruiken om duurzame stadsdistributie te realiseren:

  1. Bewust zijn 
    Organisaties moeten zich bewust zijn van problemen in de huidige situatie. Denk aan inefficiënte logistiek, luchtvervuiling of geluidsoverlast.
  2. Weten
    Organisaties moeten weten wat de mogelijkheden zijn om distributie schoner en efficiënter te maken. Dit betekent ook dat ze de kosten, baten, risico’s en vereisten moeten kennen. Het delen van kennis is hierbij essentieel. Dit moet plaatsvinden tussen organisaties, maar ook binnen organisaties. Zo moet niet alleen de (duurzaamheids-)manager goed op de hoogte zijn, maar ook planners, chauffeurs, inkopers en marketeers.
  3. Willen
    Organisaties moeten willen veranderen. Bijvoorbeeld door intrinsieke wil, door invloed van een leider, doordat de organisatie een beloning krijgt voor duurzaam gedrag of doordat de organisatie hiermee een (gebieds-)verbod ontloopt. Voor een goed resultaat moet de wil zo breed mogelijk in de organisatie aanwezig zijn.
  4. Kunnen
    Organisaties moeten de verandering kunnen maken. Dit betekent dat eventuele logistieke, financiële, contractuele of politieke barrières overwonnen moeten worden. Wanneer de lat te hoog ligt, kan dat in deze fase ontmoedigen of zelfs tegenwerken.
  5. Doen
    De combinatie van weten, kunnen en willen leidt niet vanzelf tot actie. Een concrete vraag, trigger of verplichting wel. Zijn die er al genoeg, als we naar stedelijke distributie in Nederland kijken?
  6. Volhouden
    Wanneer wordt de nieuwe manier van werken consequent en dus meer dan een experiment of showcase? Bij successen, en het delen ervan. Maar naar mijn mening kunnen we schoon vervoer pas echt volhouden als er directe vraag komt naar zero emissie stadsdistributie van publieke inkopers, de B2B- en B2C-markt.

Richt je niet alleen op aanbod, maar op gedrag

Mijn advies voor Green Deal Stadslogistiek Zero Emission Rotterdam: richt ‘best practices’ niet op het aanbod van duurzame oplossingen, maar op de weg naar het benutten ervan. En beperk je niet tot het delen van ‘best practices’ alleen. De verandering komt pas echt als we leren van elkaars successen en van onze valkuilen!


Blijf op
de hoogte

Aanmelden nieuwsbrief

Initiatief van: